Meer ambulante hulp, minder bedden. Die kant gaat het op in de geestelijke gezondheidszorg. "Maar bedden zijn niet zomaar leeg - de hele keten zal moeten meebewegen."

De geestelijke gezondheidszorg staat aan de vooravond van ‘een herverkaveling’. De komende jaren zal het aantal bedden in de instellingen dalen en de ambulante hulpverlening toenemen. De weg daar naartoe is al ingeslagen met meer e-health (elektronische screening en behandeling) en de introductie van praktijkondersteuners geestelijke gezondheidszorg (POH-GGZ) in huisartsenpraktijken.

Het aantal POH’ers groeit gestaag. Volgens de Nederlandse Zorgautoriteit had in 2012 de helft van de huisartsenpraktijken in Nederland zo’n ondersteuner - per praktijk gemiddeld negen uur per week.

Wat betekent die ontwikkeling voor instellingen voor geestelijke gezondheidszorg? Wat voor de huisartsen? Een gesprek met Arie Jongejan, directeur van Caransscoop (ROS, regionale ondersteuningsstructuur eerste lijn) en Gerard de Roos, 

directeur kortdurende behandeling volwassenen bij GGNet, instelling voor geestelijke gezondheidszorg voor de regio Oost-Veluwe en Achterhoek.

Praktijkondersteuners

In de regio van GGNet zijn vijf jaar geleden praktijkondersteuners geestelijke gezondheidszorg geïntroduceerd in de huisartsenpraktijk. Inmiddels zijn vijftig ondersteuners actief bij zeventig procent van de huisartsenpraktijken in de Achterhoek en Oost-Veluwe. "We beginnen nu daar waar de patiënten binnenkomen, bij de huisarts", zegt De Roos. De ondersteuners bleven in dienst van GGNet, maar vallen onder de verantwoordelijkheid van de huisartsenpraktijken waar ze werken.

Vooral zorgverzekeraars waren aanvankelijk sceptisch, volgens De Roos. Die dachten dat ondersteuners van GGNet alleen zouden verwijzen naar de ‘eigen’ instelling. "Maar we hebben ze ervan kunnen overtuigen dat wij zo niet werken. Wij zijn een organisatie die vooral gedreven wordt door inhoud. In het begin heeft deze werkwijze ons zelfs geld gekost." >