Hij spreekt veel bestuurders, managers en werkers in zorg en welzijn. Gedragsbioloog, oprichter van het bedrijf Apemanagement en voorzitter van het Jane Goodall Institute Global Patrick van Veen ziet ze bij zijn trainingen, workshops en lezingen. Het onderwerp van gesprek verschilt vaak, maar in de achterliggende problemen ziet hij duidelijke patronen. Met zijn expertise over de dieren(tuin)wereld legt hij de link naar organisaties en weet hij veelal de vinger op de zere plek te leggen.

Zo ziet hij directeuren, bestuurders en managers die niet écht weten wat er buiten hun eigen wereld en op de werkvloer leeft. “Ik moet dan altijd denken aan een onderzoek onder Japanse makaken. Om bestudering te vergemakkelijken, legden onderzoekers zoete aardappels op het strand. Dat werkte prima. Op een gegeven moment ging een vrouwtje ze eerst wassen in plaats van de aardappels zanderig op te eten. Al snel volgden andere apen haar voorbeeld. Totdat ieder groepslid het deed, behalve de alpha mannetjes. Die gristen de aardappels met handenvol mee en aten die, zanderig en wel, op

terwijl ze elkaar in de gaten hielden. Ze hadden geen oog voor de rest.”

Hij vergelijkt de managers vaak met alpha mannetjes met hun bek vol zand. “Dan kom je bij een congres voor ICT-managers en zeggen ze allemaal dat mensen op de werkvloer nog net weten hoe de computer aan moet. Als ze hun klanten zouden kennen, weten ze dat iedereen met z’n telefoon allerlei apps bedient en daar prima mee overweg kan.” Bij iets als zelfsturing ziet hij dat ook. “Het werkt ergens goed en dan gaat iedereen het doen. Tja, dan blijkt het niet overal te werken.”

Gedegen onderzoek

Ook valt hem op dat er weinig gedegen welzijnsonderzoek onder mensen wordt gedaan. “Daar zijn wij in dierentuinen intensief mee bezig. In de mensenwereld zie je dat iemand in een verpleeghuis een andere maaltijdvoorziening bedenkt. Daarna volgt een cliënttevredenheids-onderzoek met een slechte vragenlijst. Een gedegen onderzoek naar effecten wordt niet gedaan. Slapen mensen misschien beter of slechter, worden ze agressiever? Het voedsel heeft daar wellicht invloed op.”