Erjan Seppenwoolde begrijpt niet goed waarom in zorg- en welzijnsorganisaties niet meer mensen vanuit een Wajonguitkering aan het werk zijn. “Ze laten geld en mogelijkheden liggen”, is de overtuiging van de manager van de Albert Heijn-vestiging aan de Nieuwstraat in Almelo. Acht Wajongers, jongeren met een afstand tot de arbeidsmarkt, heeft hij in zijn winkel aan het werk.

“Dat vergt zeker een investering. Je bent in het begin meer tijd kwijt aan het inwerken dan bij een reguliere medewerker.” Die investering betaalt zich op langere termijn dubbel en dwars uit, is zijn ervaring. “Ik krijg een loonkostensubsidie van vijftig procent van de loonsom. Ze leveren zo’n zestig tot zeventig procent van de reguliere medewerker aan arbeid op. Dat betekent dat ik er geld aan overhoud.”
"Zien en durven en dan gewoon doen"

Trots

Dat hij er een maatschappelijke meerwaarde mee biedt vindt hij prachtig. “Ze zijn trots, ze verdienen hun eigen geld, ze doen ertoe. Dat is zó mooi om te zien.” Seppenwoolde noemt het voorbeeld van Simon, die in het begin te bang was om de winkel in te stappen. “Die draait nu de kassa en doet verder ook alles wat er in de winkel gebeurt. Hij stroomt uit naar de vestiging in Wierden.”

Landelijk besteedt moederbedrijf Ahold veel aandacht aan een inclusief arbeidsklimaat. Tweeduizend mensen uit de Wajong willen ze er in dienst hebben. Het is aan de vestigingen om dat te bereiken en de supermarkt in Almelo is landelijk inmiddels een lichtend voorbeeld.

Dat is niet vanzelf gegaan, vertelt Erjan Seppenwoolde. “Het begon ermee dat ik een stagiair met een laag niveau van het speciaal onderwijs kreeg. Dat ging niet goed, het escaleerde en die stage is afgebroken.